Het is een van de meest bekritiseerde onderdelen van de inkomstenbelasting: de vermogensrendementsheffing. Doordat niet het werkelijk behaalde rendement maar een fictief resultaat wordt belast, leidt de heffing ieder jaar bij veel mensen tot onvrede. Het zal u niet zijn ontgaan dat de rente op spaarrekeningen en veilige obligaties de afgelopen jaren hard is gedaald. Die omstandigheden hebben het moeilijk gemaakt om het forfaitaire rendement – zonder al te grote beleggingsrisico’s te nemen – daadwerkelijk te behalen. In deze blog gaan wij in op de recente ontwikkelingen met betrekking tot de vermogensrendementsheffing en werpen we een blik op de toekomst.

Recente uitspraak van Gerechtshof Amsterdam

Tot 2017 lag het forfaitaire rendement op 4%. Met een belastingtarief van 30% betaalde u effectief 1,2% over uw vermogen in box 3. Dit percentage én de lage marktrente waren aanleiding voor verschillende procedures. Een aantal keer besloot de rechter dat geen sprake was van een buitensporige last. Maar op 16 januari 2018 oordeelde Hof Amsterdam verrassend dat in 2014 voor een bepaald uitzonderlijk geval wél sprake was van een buitensporige last. De aanslag bleef wel in stand, omdat de wetgever voldoende tijd gegund moet worden hier iets aan te doen.

De vermogensrendementsheffing in 2018

Inmiddels is het forfaitaire rendement van de vermogensrendementsheffing aangepast met het doel beter aan te sluiten bij werkelijke behaalde rendementen. Uitgangspunt is vanaf 2017 dat grotere vermogens beter renderen, omdat risicovoller wordt belegd. Daarom heeft het nieuwe systeem drie vermogensschijven die het vermogen indelen in een verschillende mix van spaargeld en beleggingen. Zie voor 2018 onderstaande tabel.

Vermogen vanaf (EUR) Vermogen tot en met (EUR) Effectief tarief
0 30.000
30.000 100.800 0,61%
100.800 1.008.000 1,30%
1.008.000 1,61%

 

Voor grote vermogens is de belastingdruk hoger dan voor kleine vermogens. Het kan daarom voordelig zijn naar alternatieven te kijken, zie hiervoor onze eerdere blog over het open fonds voor gemene rekening.

Heffing over het werkelijke rendement

Op verzoek van de Tweede Kamer zijn door het vorige kabinet de mogelijkheden voor een alternatief systeem onderzocht. Voor een betere aansluiting bij het rechtvaardigheidsgevoel zou het systeem de werkelijk behaalde rendementen moeten belasten.

In zijn laatste rapport van 9 juni 2017 heeft de (vorige) staatssecretaris van Financiën verschillende varianten uitgewerkt. De onderzochte systemen zijn de vermogensaanwasbelasting, de vermogenswinstbelasting, de forfaitaire heffing over de individuele vermogensmix en de variant met enkele aanpassingen aan de huidige systematiek. De definitieve keuze voor een nieuw systeem heeft de staatssecretaris overgelaten aan het nieuwe kabinet. Hieronder bespreken wij in het kort de mogelijke systemen uit het rapport.

Variant A: Vermogensaanwasbelasting

Het vermogen wordt opgedeeld in drie categorieën. De eerste categorie wordt gevormd door bank- en spaartegoeden, de tweede bestaat uit aandelen, obligaties en derivaten en de laatste categorie bestaat uit onroerende zaken en overige vermogenstitels. In de eerste categorie wordt de daadwerkelijk ontvangen rente belast. Voor de categorie aandelen, obligaties en derivaten geldt dat zowel ontvangen dividend en rente als waardeveranderingen worden belast. Kenmerkend is dat ook de ongerealiseerde groei wordt belast. Wanneer uw beleggingsportefeuille in een bepaald jaar met € 10.000 in waarde stijgt, moet u dus over die waardestijging in datzelfde jaar belasting betalen. Dit kan betekenen dat u een deel van uw beleggingen moet verkopen om de belasting te betalen. Voor onroerend goed geldt nog steeds dat het rendement forfaitair wordt bepaald.

Variant B: Vermogenswinstbelasting

Dit stelsel kent dezelfde drie categorieën als bij variant A en ook de heffing over bank- en spaartegoeden en onroerende zaken is identiek. Het verschil met de vermogensaanwasbelasting doet zich voor bij aandelen, obligaties en derivaten. Bij de vermogenswinstbelasting wordt de toegenomen waarde pas belast in het jaar waarin deze is gerealiseerd. In het jaar van verkoop wordt dus de volledige aangegroeide waarde belast.

Variant C: Forfaitaire heffing van de individuele vermogensmix

Bij dit systeem worden rendementen forfaitair bepaald door verdeling van uw vermogen in verschillende vermogenscategorieën. De staatssecretaris heeft de voorkeur uitgesproken voor een verdeling in slechts twee categorieën, namelijk bank- en spaartegoeden enerzijds en beleggingen anderzijds. Op basis van het gemiddelde dag saldo van de bank- en spaarrekeningen wordt de verdeling van het vermogen vastgesteld. Het rendement kan achteraf worden vastgesteld op basis van de gemiddelde rendementen van het jaar. Het voordeel van dit systeem is dat voor spaargeld niet meer het relatief hoge fictief rendement in aanmerking wordt genomen.

Variant D: Aanpassing huidige rendementsheffing

Voorgesteld wordt de huidige vermogensrendementsheffing aan te passen. Zo is het heffingsvrije vermogen al verhoogd tot € 30.000 en wordt voor de berekening van spaarrendementen al gebruik gemaakt van actuelere gegevens. Alleen de verlaging van het forfaitaire rendement van de eerste vermogensschijf is nog niet doorgevoerd. Deze zal volledig op recente spaarrente moeten zijn gebaseerd.

Dit voorjaar duidelijkheid?

Uit het rapport van 9 juni 2017 blijkt dat de varianten A, B en C problemen met zich meebrengen voor de Belastingdienst op het gebied van gegevensverzameling en controle. Ook voor de burger zelf en voor financiële instellingen die veel van de gegevens zullen moeten bijhouden en doorgeven, leidt een nieuw systeem tot moeilijkheden. De staatssecretaris noemde de uitvoering van deze varianten dan ook ‘structureel problematisch’. Het is nog onbekend voor welk systeem van heffing het nieuwe kabinet zal kiezen. In het regeerakkoord is afgesproken dat tijdens de regeerperiode een stelsel van heffing over het werkelijke rendement wordt uitgewerkt. De nieuwe staatssecretaris van Financiën heeft inmiddels laten weten dat het kabinet nog dit voorjaar haar standpunt bekend zal maken.

Gelet op het feit dat het belang van de vooringevulde aangifte sterk wordt benadrukt door Financiën sluiten we niet uit dat box 3 ook in de toekomst op basis van ficties zal worden geheven. Wel zal dit dan veel meer aansluiten bij het gemiddeld te behalen feitelijk rendement.

Wij houden de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten en brengen u van het vervolg weer op de hoogte.  Het is immers van belang om met uw vermogen tijdig ook op fiscale ontwikkelingen in te spelen.

 

Chris Dijkstra