Onder omstandigheden is een bestuurder van een rechtspersoon (zoals een BV, NV, vereniging of stichting) aansprakelijk tegenover de eigen rechtspersoon.
Taak bestuurder rechtspersoon
Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak (artikel 2:9 BW). De bestuurstaak beperkt zich niet tot de dagelijkse leiding. Het gaat ook om zaken als het bijhouden van de administratie, het opstellen en uitvoeren van een strategie of het maken van toekomstplannen. De taak van de bestuurder vindt haar grens in wet, de doelomschrijving en de statuten van de rechtspersoon.
Aansprakelijkheid bestuurder bij onbehoorlijke taakvervulling (artikel 2:9 BW)
Uit de rechtspraak volgt dat een bestuurder die tekortschiet in zijn bestuurstaak, waarbij hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt, hoofdelijk aansprakelijk is tegenover de rechtspersoon. We spreken ook wel van “interne aansprakelijkheid”. Deze vordering kan worden ingesteld door de rechtspersoon zelf. Is de rechtspersoon failliet? Dan is de curator degene die de bestuurder op deze grond kan aanspreken.
Bij de beoordeling of een ernstig verwijt kan worden gemaakt zijn volgens de Hoge Raad (HR 10 januari 1997, NJ 1997/360, Staleman/Van der Ven) zijn onder andere de volgende omstandigheden van belang:
- de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten,
- de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico’s,
- de taakverdeling binnen het bestuur,
- de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen,
- de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen,
- het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult.
Voorbeelden interne aansprakelijkheid
Een bestuurder die handelt in strijd met de statuten van de rechtspersoon zit in de gevarenzone. Zo oordeelde de Hoge Raad over een bestuurder die zonder de volgens de statuten vereiste toestemming van de raad van commissarissen een optieovereenkomst sloot (HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7011 (Berghuizer Papierfabriek):
“(…) Voor aansprakelijkheid op de voet van art. 2:9 BW is vereist dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of van een ernstig verwijt sprake is, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De omstandigheid dat gehandeld is in strijd met statutaire bepalingen die de rechtspersoon beogen te beschermen, moet in dit verband als een zwaarwegende omstandigheid worden aangemerkt, die in beginsel de aansprakelijkheid van de bestuurder vestigt. Indien de aldus aangesproken bestuurder echter feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het gewraakte handelen in strijd met de statutaire bepalingen niet een ernstig verwijt oplevert, dient de rechter deze feiten en omstandigheden uitdrukkelijk in zijn oordeel te betrekken.”
Andere voorbeelden van situaties waarin sprake kan zijn van aansprakelijkheid tegenover de rechtspersoon zijn:
- het nemen van onverantwoorde financiële risico’s;
- het aangaan van verplichtingen die niet passen binnen het doel van de rechtspersoon;
- het beconcurreren van de activiteiten van de rechtspersoon;
- het onbevoegd binden van de rechtspersoon aan derden;
- het uitlenen van gelden zonder dat daar voldoende zekerheden tegenover staan;
- het nalaten om de onderneming te beschermen tegen voorzienbare risico’s, bijv. door gebruikelijke verzekeringen af te sluiten;
- het niet bijhouden van de boekhouding.
Disculpatie (artikel 2:9 lid 2 BW)
In geval van onbehoorlijk bestuur zijn alle bestuurders in beginsel aansprakelijk. Toch kan een bestuurder onder aansprakelijkheid uitkomen wanneer hij bewijst dat 1) de tekortkoming in de behoorlijke taakvervulling niet aan hem is te wijten en 2) hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Dat is in de praktijk geen eenvoudige opgave. Het ontbreken van deskundigheid op een bepaald terrein, bijvoorbeeld financiën, biedt een bestuurder in principe geen excuus.
Taakverdeling binnen het bestuur
Het besturen van de rechtspersoon is een collegiale taak. Het bestuur is dan ook als collectief verantwoordelijk voor de behoorlijke vervulling van zijn bestuurstaak. Binnen het bestuur worden de taken vaak verdeeld over de verschillende bestuursleden. Een dergelijke taakverdeling kan invloed hebben op de aansprakelijkheid van een individuele bestuurder. Hiervoor zagen we dat de Hoge Raad dit immers noemt als één van de omstandigheden die bij de beoordeling meegewogen moet worden. Ook speelt het een rol bij de vraag of een individuele bestuurder zich kan disculperen. Het zou daarom zo kunnen zijn dat wanneer een bepaalde taak uitsluitend aan één bestuurder is opgedragen, alleen die bestuurder aansprakelijk is.
Als het gaat om belangrijke onderwerpen, zoals financiën of bepaalde ingrijpende beslissingen, zal een bestuurder aansprakelijkheid echter niet eenvoudig kunnen afweren met een beroep op de taakverdeling. Aangenomen wordt dat dergelijke aangelegenheden per definitie tot de taak van het gehele bestuur behoren. In lijn daarmee oordeelde de Rechtbank Midden-Nederland 19 juni 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3225:
“(…) Een taakverdeling binnen het bestuur kan relevant zijn voor de vraag of een individuele bestuurder aansprakelijk is. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen behoren het algemene beleid en het financiële beleid echter tot de kerntaken van het gehele bestuur van een vennootschap. Een taakverdeling waarbij het acquisitiebeleid is toebedeeld aan één bestuurder (in dit geval [A]) en het financiële beleid aan een andere bestuurder (in dit geval [B]), brengt dan ook niet zonder meer mee dat [D] en [C] zich kunnen disculperen louter omdat zij andere taken hadden. Ook ondanks die taakverdeling mag van een bestuurder van een vennootschap worden verwacht dat hij zich rekenschap geeft van de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor (de gerechtvaardigdheid van) voorgenomen besluiten op het vlak van de genoemde kerntaken en dat hij zich op grond daarvan een weloverwogen oordeel vormt als basis voor de besluitvorming die daarover in bestuursverband plaatsvindt. Daarbij past dat, indien de daartoe benodigde informatie feitelijk (vooral) van een medebestuurder afkomstig is, de bestuurder zich jegens die medebestuurder kritisch opstelt en hem zonodig ten behoeve van de eigen oordeelsvorming in detail bevraagt omtrent de genoemde feiten en omstandigheden. In het geval van een grote onderneming zoals Landis mag daarbij van een bestuurder zonder financiële achtergrond worden verwacht dat hij zich verdiept in bedrijfseconomische basisprincipes die voor de onderneming relevant zijn. Daarbij kan een bestuurder zich behalve door de financieel onderlegde bestuurder ook door een deskundige derde laten voorlichten, bijvoorbeeld door de accountant van de onderneming.”
Décharge
Gebruikelijk is dat de rechtspersoon het bestuur regelmatig décharge verleend. Daarmee verklaart de rechtspersoon feitelijk dat zij de betreffende bestuurders niet aansprakelijk zal stellen voor het tot dan toe gevoerde beleid. Wanneer aan een bestuurder décharge is verleend, zal hij in principe niet meer door de rechtspersoon kunnen worden aangesproken op grond van een onbehoorlijke taakvervulling.
Maar décharge biedt een bestuurder geen onbeperkte bescherming. Zo heeft décharge alleen betrekking op de informatie die ten tijde van de déchargeverlening bekend was bij het orgaan dat de décharge heeft verleend. Door de bestuurder verzwegen informatie, of informatie waarmee de aandeelhouders bekend hadden kunnen zijn, valt daar dus niet onder. Ook biedt décharge geen bescherming tegen vorderingen die door derden worden ingesteld tegen de bestuurder. Denk aan aansprakelijkheid van een bestuurder bij faillissement of aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een schuldeiser.
Tips om bestuurdersaansprakelijkheid in de praktijk te voorkomen
Welke concrete maatregelen moet een bestuurder nemen om aansprakelijkheid tegenover de rechtspersoon te voorkomen? Hieronder een aantal tips:
- ken de statuten (en andere richtlijnen) en leef ze na. Het in strijd handelen met de statuten door een bestuurder levert in principe automatisch aansprakelijkheid op;
- leg een taakverdeling schriftelijk vast, blijf op de hoogte van kernzaken zoals financiën;
- laat je goed informeren door je medebestuurders, zodat je op de hoogte bent van alles wat er speelt binnen het bestuur.
- documenteer besluiten en de afweging die aan een besluit ten grondslag lag, zeker als het om besluiten met verhoogde financiële risico’s gaat;
- wees extra kritisch als er bij een besluit sprake is van vermenging van de belangen van de vennootschap en de privébelangen van de bestuurder;
- laat de aandeelhouders of een ander bevoegd orgaan décharge verlenen voor het gevoerde financiële beleid en laat dat in de notulen opnemen;
- zorg ervoor dat de rechtspersoon beschikt over een administratie die voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden.