Een bestuurder is niet persoonlijk tegenover schuldeisers aansprakelijk voor schulden van de rechtspersoon (bv, nv, stichting of vereniging). Alleen onder bijzondere omstandigheden kan dat wel het geval zijn. Daarvoor is nodig dat de bestuurder een persoonlijk en voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Grondslag voor een dergelijke aansprakelijkheid is de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
Een bestuurder heeft de ruimte om risico’s te nemen, anders kan hij niet ondernemen. Verder geldt vaak dat een beslissing achteraf gezien verkeerd is uitgepakt. Dat maakt het handelen van de betreffende bestuurder nog niet onrechtmatig. Persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder wordt in de rechtspraak dan ook niet snel aangenomen. Is dat het wel het geval, dan is de betrokken bestuurder gehouden om de schade van de gedupeerde schuldeiser vanuit privé te vergoeden.
Er zijn grofweg twee hoofdcategorieën te onderscheiden van onrechtmatig handelen door de bestuurder. De eerste categorie ziet op het aangaan van nieuwe verplichtingen terwijl dat gelet op de financiële toestand van de onderneming onverantwoord was. De tweede categorie ziet op het frustreren door de bestuurder van betaling en verhaal
Uitleg bestuurdersaansprakelijkheid schuldeisers
Categorie 1: Wetenschap dat de rechtspersoon niet zou kunnen nakomen
De eerste vorm van verwijtbaar handelen ziet op de situatie dat een bestuurder verplichtingen aangaat, terwijl hij wist of had moeten weten dat de rechtspersoon die verplichtingen niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden. Zie HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel).
Cruciaal in dit verband is of het punt bereikt is waarop het onverantwoord is de onderneming te continueren en nog verdere verbintenissen met derden aan te gaan. Voor dat punt zal een bestuurder niet onrechtmatig handelen. Voorbij dat punt zit hij in de gevarenzone. Gedacht kan worden aan een bestuurder die een partij goederen inkoopt terwijl het bedrijf technisch failliet is. Deze bestuurder had wellicht moeten weten dat de goederen nooit betaald zouden gaan worden. De gedupeerde verkoper kan de bestuurder dan aansprakelijk stellen voor de onbetaald gebleven koopprijs.
Bestuurder aansprakelijk bij verlies of een negatief eigen vermogen?
Een negatief eigen vermogen of het feit dat de rechtspersoon verlieslatend is, vormt een sterke aanwijzing dat de bestuurder geen nieuwe verplichtingen meer had mogen aangaan. Maar rode cijfers zijn opzichzelf niet voldoende voor aansprakelijkheid, aldus het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 21 augustus 2018 :
“(…) Naar het oordeel van het hof is het enkele feit dat de vennootschap bij het aangaan van de overeenkomst een flink negatief eigen vermogen had en het jaar voorafgaand aan de overeenkomst verlies heeft gedraaid als zodanig onvoldoende om daarop de conclusie te kunnen baseren dat de bestuurders wisten of behoorden te weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit de overeenkomst (althans verplichtingen die zouden voortvloeien uit niet behoorlijke nakoming van die overeenkomst) niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade. Het bestaan van een negatief eigen vermogen en het lijden van verlies wil nog niet zeggen dat het punt bereikt is waarop het onverantwoord is de onderneming te continueren en nog verdere verbintenissen met derden aan te gaan. Het gaat er niet om met kennis achteraf (het ingetreden faillissement) het handelen van de bestuurders te beoordelen maar wat de situatie was op het moment dat de overeenkomst werd aangegaan, waarbij bijvoorbeeld ook moet worden gelet op de orderportefeuille, marktontwikkelingen, de kaststromen, kredietmogelijkheden enzovoorts. Daarover is niets gesteld. Aldus bezien schiet de onderbouwing van de gestelde grondslag tekort en faalt de grief.(…)”.
Deze uitspraak onderstreept nog eens dat aan persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder zware eisen worden gesteld. Dat de onderneming in financieel zwaar weer verkeert hoeft niet te betekenen dat het onverantwoord was van een bestuurder om de onderneming te continueren en nieuwe verplichtingen aan te gaan.
Categorie 2: Frustratie van betaling en verhaal
Een tweede vorm van verwijtbaar handelen ziet op de situatie dat een bestuurder er de hand in heeft gehad dat de rechtspersoon haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou kunnen bieden. Zie HR 8 december 2005, JOR 2007,38, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen).
Feitelijk gaat het om frustratie door de bestuurder van betaling en verhaal. Dat kan zich voordoen wanneer een bestuurder één schuldeiser bewust onbetaald laat of het laatste nog beschikbare geld uitsluitend heeft gebruikt om gelieerde schuldeisers te betalen (selectieve betaling). Denk aan de betaling in het zicht van het faillissement van managementfees aan de moedervennootschap. Een ander voorbeeld is een bestuurder die vermogensbestanddelen onttrekt aan de onderneming, waardoor de onderneming geen verhaal meer biedt. De onderneming wordt met andere woorden leeggehaald door de bestuurder, waardoor de schuldeisers achterblijven met een lege huls.
Aansprakelijkheid bestuurder vanwege het niet innen van debiteuren
Maar ook wanneer een bestuurder evidente mogelijkheden onbenut laat om de financiële positie van de onderneming te verbeteren ligt aansprakelijkheid om de loer. Zo oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 22 januari 2019 dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk was omdat hij had nagelaten om namens de vennootschap een openstaande vordering van ca EUR 500.000,– te incasseren en de vennootschap vervolgens zelf geen verhaal bood aan een schuldeiser:
“(…) Het ernstige verwijt zit erin dat van [geïntimeerde] als bestuurder mocht worden verwacht dat hij, op het moment dat [holding] in zwaar weer kwam te verkeren en haar eigen betalingsverplichtingen niet meer kon nakomen, de positie van de vennootschap zou trachten te verbeteren (en het tekort aan liquiditeiten zou trachten op te heffen) middels het aanspreken van de schuldenaar ( [geïntimeerde] in privé) op wie [holding] nog een aanzienlijke vordering had. (…)”
Wat als de bestuurder zelf ook een rechtspersoon is?
In veel gevallen is de bestuurder geen natuurlijk persoon, maar een rechtspersoon zoals een bv. De uiteindelijk handelende natuurlijke persoon is dan vaak weer bestuurder van deze rechtspersoon-bestuurder. Er wordt als het ware een vennootschap tussen geschoven. Maar kan in zo’n situatie de natuurlijke persoon wel persoonlijk aansprakelijk worden gehouden? Het antwoord is: ja. Artikel 2:11 BW bepaalt namelijk:
“De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.”
Als de rechtspersoon-bestuurder aansprakelijk is, dan is de bestuurder daarvan ook aansprakelijk. Een bestuurder kan zich dus niet verstoppen achter een rechtspersoon-bestuurder. Wel kan de natuurlijke bestuurder ontkomen aan aansprakelijkheid wanneer hij kan aantonen dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen waarop de aansprakelijkheid van de rechtspersoon-bestuurder is gebaseerd. Aldus de Hoge Raad in HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:275.
Tips om bestuurdersaansprakelijkheid tegenover schuldeisers in de praktijk te voorkomen
Wat kan een bestuurder doen om aansprakelijkheid tegenover schuldeisers zoveel mogelijk te voorkomen? Hieronder een aantal tips:
- Ga geen nieuwe verplichtingen meer aan wanneer u weet dat de rechtspersoon deze niet zal kunnen nakomen.
- Doe in het zicht van het faillissement geen selectieve betalingen, bijvoorbeeld managementfees aan de moedervennootschap terwijl andere schuldeisers onbetaald blijven.
- Frustreer geen betaling door bijvoorbeeld een specifieke schuldeiser bewust niet te betalen (betalingsonwil).
- Frustreer geen verhaalsmogelijkheden van schuldeisers door vermogen aan de rechtspersoon te onttrekken.
- Een bestuurder moet zich ervoor inspannen om de financiële positie van de rechtspersoon indien mogelijk te verbeteren, bijvoorbeeld door openstaande debiteuren te innen.