Indien een langstlevende echtgenoot (hierna: “langstlevende”) de beschikking heeft over de goederen van de nalatenschap en de kinderen hun erfdeel slechts in de vorm van een niet-opeisbare aanspraak krijgen, is het erfdeel van de kinderen voor de inkomstenbelasting in veel gevallen gedefiscaliseerd.

Wat betekent defiscalisering?

Op grond van artikel 5.4 Wet inkomstenbelasting 2001 worden bepaalde geldvorderingen van een kind op een langstlevende (stief)ouder niet in aanmerking genomen voor de rendementsgrondslag in box 3. Hierbij gaat het om vorderingen die krachtens erfrecht zijn ontstaan, bijvoorbeeld op grond van de wettelijke verdeling. Ook de hiermee corresponderende schulden zijn gedefiscaliseerd.

Door de defiscalisering worden de goederen en schulden van de nalatenschap volledig bij de langstlevende (stief)ouder in box 3 zijn belast, ook als dit voor belastingplichtigen nadelig uitpakt. De gedachte hierachter is de belastingheffing aan te laten sluiten bij degene die de beschikking heeft over het vermogen.

Defiscalisering bij vorderingen en schulden

Aanvankelijk was alleen sprake van defiscalisering bij vorderingen en de hiermee corresponderende schulden die zijn ontstaan krachtens het wettelijke erfrecht. Inmiddels geldt defiscalisering voor niet-opeisbare geldvorderingen van kinderen op (stief)ouders die voortvloeien uit een:

  • wettelijke verdeling, quasi-wettelijke verdeling of ouderlijke boedelverdeling;
  • andere (partiële) verdeling van de nalatenschap;
  • legitieme portie;
  • keuzelegaat tegen inbreng van de waarde;
  • legaat van een geldsom.

Defiscalisering geldt alleen zolang de vorderingen op grond van de wet of het testament van de erflater niet-opeisbaar zijn. Er is geen sprake van defiscalisering bij niet-opeisbare kleinkindlegaten of vorderingen uit hoofde van een ik-opa-testament.

Defiscalisering bij vruchtgebruik en blote eigendom

Defiscalisering geldt ook voor goederen en schulden waarop krachtens erfrecht een recht van vruchtgebruik ten behoeve van de langstlevende (stief)ouder is gevestigd. De blote eigendom behoort in dat geval niet bij het kind tot de rendementsgrondslag van box 3, maar de goederen en schulden worden volledig bij de (stief)ouder in de heffing betrokken. De defiscalisering is (met terugwerkende kracht) van toepassing als het recht van vruchtgebruik binnen twee jaar na het overlijden is gevestigd.