Zonder testament geldt het wettelijk erfrecht en gaat de nalatenschap in eerste instantie naar de langstlevende echtgenoot (hierna: “langstlevende”) en de kinderen van de erflater. Zij erven ieder een gelijk deel.
Hoe werkt de wettelijke verdeling?
Op grond van de wettelijke verdeling verkrijgt de langstlevende van rechtswege alle goederen van de nalatenschap onder de verplichting alle schulden te voldoen. Er is hiervoor geen afzonderlijke verdelingsakte nodig. De kinderen krijgen een onderbedelingsvordering op de langstlevende die overeenkomt met de waarde van hun erfdeel. De vordering is pas opeisbaar bij het overlijden, faillissement of toepassing van wettelijke schuldsanering op de langstlevende. Hierdoor heeft de langstlevende tijdens leven geen last van de schulden aan de kinderen.
De wet bepaalt dat alleen rente over de vorderingen van de kinderen wordt vergoed, voor zover de wettelijke rente hoger is dan 6%. Dit is nu niet het geval, zodat de vorderingen renteloos zijn.
Voor de inkomstenbelasting zijn de vorderingen van de kinderen en de hiermee corresponderende schulden van de langstlevende gedefiscaliseerd.
Wettelijke verdeling op maat maken via een testament
Ondanks dat de wettelijke verdeling voorziet in een goede verzorging van de langstlevende is het verstandig een testament te maken. Hierin kunnen onder andere de volgende zaken worden geregeld:
- wijziging van de erfdelen;
- uitbreiding van de opeisbaarheidsgronden van de onderbedelingsvorderingen;
- aanpassing van de renteclausule;
- opnemen van een uitsluitingsclausule ;
- opnemen van een bewind- en voogdijregeling.
Via een testament is het ook mogelijk om stiefkinderen in de wettelijke verdeling te betrekken. Zij verkrijgen dan dezelfde positie als de eigen kinderen van de erflater.
Ongedaan maken van de wettelijke verdeling
Als de langstlevende de nalatenschap op andere wijze wil afwikkelen, moet de wettelijke verdeling binnen drie maanden ongedaan worden gemaakt via een notariële akte. Dit kan niet gedeeltelijk, het is ‘alles of niets’. In de praktijk blijkt dat deze termijn niet altijd haalbaar is en bestaat behoefte aan een testament met meer flexibiliteit, zoals de quasi wettelijke verdeling.